De toekomst van ontwerpeisen voor textiel: micro-plastics of macro-economie?
Uit de Kamerbrief moties en onderzoeken textiel van 26 september 2023 blijkt de visie van het Ministerie van IenW op de ontwikkeling van Europese wetgeving ten aanzien van Ecodesign voor Duurzame Producten, de Ecodesign for Sustainable Products Regulation (ESPR) wetgeving. Met de ESPR van maart 2022 kan de Europese Commissie ontwerpeisen stellen aan specifieke productgroepen. Het is de verwachting dat textiel een van de eerste productgroepen is waarvoor deze eisen uitgewerkt zullen worden. Ter voorbereiding daarop heeft IenW het bureau TAUW onderzoek laten uitvoeren naar mogelijke ontwerpeisen voor textiel.
De textielproducten die zijn meegenomen in het Nederlandse onderzoek zijn huishoudtextiel, werkkleding en consumentenkleding. Voor alle textielproducten is het advies van het onderzoeksbureau om te verplichten dat een product goed te repareren is, dat zorgwekkende stoffen gereguleerd worden en dat textielproducten worden voorgewassen om het verlies van microplastics te voorkomen. Het stellen van ontwerpeisen moet eraan bijdragen dat een product meer circulair wordt geproduceerd, gebruikt en verwerkt. Sommige kleding wordt al gemaakt met als doel om lang mee te gaan. Tegelijkertijd zien we ook dat veel kleding, met name fast fashion, nog kort wordt gebruikt en snel wordt afgedankt. Dit probleem kan niet alleen worden opgelost met ontwerpeisen. Wanneer het verbeteren van de kwaliteit van kleding niet leidt tot een langer gebruik door de consument leidt dit zelfs tot een hogere milieu-impact. Daarom hebben de onderzoekers onderscheid gemaakt tussen ontwerpeisen voor consumentenkleding en werkkleding met een korte levensduur (tot 2 jaar) en met een lange levensduur (langer dan 2 jaar). Het uiteindelijke doel is om de levensduur van alle kledingstukken te verlengen, zodat dit onderscheid in de toekomst niet meer nodig is.
Voor kort-cyclische producten is het advies dat ontwerpeisen zich vooral moeten richten op het verlengen van de levensduur, een verplicht minimumpercentage recyclaat en op recyclebaarheid. Dat betekent dat deze producten minstens 20 wasbeurten meegaan, minstens 5% post-consumer recyclaat bevatten (met een jaarlijks oplopend percentage) en geschikt zijn om te recyclen. Voor lang-cyclische producten zou de focus juist moeten liggen op levensduurverlenging en repareerbaarheid. Een textielproduct moet minstens 40 wasbeurten meegaan en minstens 5% pre- of post-consumer recyclaat bevatten (met een jaarlijks oplopend percentage).
Het verlengen van de levensduur van textiel is nodig om te zorgen dat consumenten langer met hun kleding kunnen doen en om activiteiten zoals hergebruik en reparatie te promoten. Het stellen van ontwerpeisen op Europees niveau is daarom een belangrijke stap naar circulair textiel. Nederland zal zich dan ook inzetten voor ambitieuze ontwerpeisen wanneer deze worden uitgewerkt, naar verwachting in 2024. Om daarop voor te sorteren, gaat IenW in gesprek met de Commissie om de concrete ontwerpeisen uit het onderzoek voor te leggen.
Ook als Modint hebben we het onderzoek van TAUW bestudeerd en praten we daarnaast in EURATEX-verband mee over de inzet van de Europese Textiel- en Kledingindustrie in deze discussie. Ook EURATEX overlegt met de Commissie en huldigt daar de mening dat de ontwerpeisen ten eerste uitvoerbaar moeten zijn voor de industrie, ten tweede controleerbaar en ten derde hanteerbaar. Uitvoerbaar houdt in dat we geen monsters van databases moeten gaan bouwen met productinformatie waarvan we van tevoren weten dat die niet voorhanden zijn. Ten tweede moeten de data die wel gebruikt worden verifieerbaar zijn en in lijn liggen met een uitvoerbare Due Diligence wetgeving. Ten derde is er grote angst voor het vele, dure en tijdrovende testen van textiel. Een groot bedrijf dat standaardartikelen in grote hoeveelheden op de markt brengt, zal zijn schouders optrekken, maar een gemiddeld MKB-modebedrijf dat zes (tussen)collecties per jaar op de markt brengt maal 120 items gaat failliet aan testen, zeker wanneer stoffen en de bewerkingen regelmatig veranderen.
Waar men in EURATEX-verband naar de bestaande normen voor textiel (zoals bijvoorbeeld opgenomen in de Modint IQTL benchmark) grijpt als aanknopingspunt voor realistische eisen die nu al gebruikt worden en wellicht aangescherpt moeten worden, legt TAUW vooral het accent op micro-plastics die afgegeven worden door het wassen van kleding en juist op een minimaal aantal wasbeurten dat een stuk textiel of kleding moet kunnen doorstaan als maat voor duurzaamheid. Hoewel men een groot aantal bedrijven en (kennis)instituten heeft geraadpleegd, sluit de nadruk op deze elementen niet aan bij de EURATEX inzet op Europees niveau. Daar kijkt men veel breder naar eisen te stellen aan textiel en met een heel ander doel, namelijk macro-economisch: het overleven van de Europese MKB textiel- en kledingsector tegenover het internationale (lees Chinese) niet-duurzame geweld. Waarmee niet gezegd is dat micro-plastics geen macro probleem kunnen zijn, begrijp ons goed, maar een evenwichtig pakket op EU-niveau is de beste weg om een vitale, duurzame textielsector in de circulaire economie te realiseren. Verreweg de meeste micro-plastics komen volgens TNO in het Nederlandse milieu van autobanden en niet vanuit textiel.
Modint vergadert heel regelmatig in EURATEX verband en we zullen de bevindingen van TAUW zeker inbrengen en andersom de conclusies van Europese collega’s over wat zij werkbaar vinden bij IenW inbrengen.